Koninklijk besluit van 13 augustus 1990 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van de wet houdende oprichting van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid
Artikel 1.
De bepalingen van artikelen 1, 2, 30 tot 36, 72 tot 75, 79, 81, 82, 85 tot 89, 91, 93 en 94 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 2.
De bepalingen van artikelen 6 tot 8 van dezelfde wet treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, in de mate dat zij betrekking hebben op:
- het opmaken van het repertorium van de personen door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, met inbegrip van de personen die niet zijn ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen;
- de toegang van genoemde Kruispuntbank tot de betrokken gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en de mededeling ervan aan de instellingen van sociale zekerheid die deze gegevens nodig hebben voor de toepassing van de sociale zekerheid;
- het gebruik van de voorziene identificatiemiddelen in de noodzakelijke betrekkingen voor de toepassing van de sociale zekerheid.
Art. 3.
De bepalingen van artikelen 37 tot 45 en 92, eerste tot derde lid en dertiende lid van dezelfde wet treden in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 4.
De bepalingen van artikelen 3 tot 18 van dezelfde wet treden in werking op de datum vastgelegd bij artikel 6 van dit besluit voor de types van sociale gegevens van persoonlijke aard die het in artikel 6 van genoemde wet bedoeld repertorium van de personen aangeeft.
Art. 5.
De bepalingen van artikelen 19 tot 29, 46 tot 71, 78, 80, 83, 84, 90 en 92, vierde tot twaalfde lid, van dezelfde wet treden in werking op de datum vastgelegd bij artikel 6 van dit besluit.
Art. 6.
De bepalingen bedoeld in artikelen 4 en 5 van dit besluit treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke de Voorzitter en de leden van het Toezichtscomité bedoeld in artikel 37 van voormelde wet van 15 januari 1990 en de Voorzitter en de leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoeld in artikel 92 van beoogde wet in functie treden.
Art. 7.
De bepalingen van artikelen 76 en 77 van dezelfde wet treden in werking op 1 januari 1991.
Art. 8.
Onze Minister van Justitie en Middenstand, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.